e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaal knopkruid amerikaanse drek: amerikaanse drek (Lottum, ... ), ? zaad zou door de Americanen in 1944 meegebracht zijn  americaanse drek (Lottum), hier neemt men aan dat dit onkruid met het kippenvoer geïmporteerd is  amerikaanse drek (Maasbree), boterbloem: bø̜tǝrblø̜m (Gulpen), duivel: dȳvǝl (Sevenum), groeit overal waar de zaak verwaarloosd is  duuvel (Sevenum), duivelskralen: dȳvǝlskralǝ (Gennep, ... ), duivelskrallen: -  dy.vəlskralə (Gennep), franse drek: franse drek (Weert), Galinsoga parvifolia  frânse drek (Weert), fransozenkruid: fransōsǝkrut (Echt), kaasjekruid: kīǝšǝkrūt (Eys), kamilkruid: kǝrmilkrǭǝt (Vechmaal), kamille: kamille (Gennep), kamillebloempje: kǝmɛlǝblumkǝ (Kanne), kattekruid: kie:ətə-kroe:ət (Eys), kazenkruid: kie:əsəkroe:t (Eys), knoopjes: knuipkes (Tungelroy), Galinsoga parvifolia  knuipkes (Tungelroy), knoopjeskruid: lijkt op knoopje  knuipkeskroed (Stevensweert), knoopkruid: -  knoepkroed (Maasbracht), knopjeskruid: knø̜i̯pkǝskrut (Stevensweert), knopkruid: knopkrūt (Beek, ... ), knupkrūt (Maasbracht, ... ), -  knopkruid (Beesel, ... ), kropkruid (Kerkrade), ?  knopkruid (Maastricht), de o is bijna oe  knopkroe:t (Wessem), om de stengelknoppen  knupkroed (Vijlen), wellicht dat de reuk herinnert aan knoflook  knopkroet (Nuth/Aalbeek), kruisjeskruid: krūtskǝskrūt (Maasbracht), kruiskruid: krȳtskrut (Vaals), meeëndrek: mēǝ drɛk (Maasbree), nachtegaal: naxtǝgāl (Hout-Blerick), nachtegaalskruid: naxtegālskrut (Panningen), nachtschade: naxtšāi̯ (Bree), nachtschalige: nachtschalige (Wijchmaal), patattenkruid: pǝtatǝkrūt (Blerick), reuts: rø̄tš (Nuth), rø̜̄tš (Spaubeek), reutsel: retsǝl (Vliermaalroot), scheerling: scheerling (Blerick), schijtkruid: šāi̯tkrāt (Berg, ... ), weiedrek: of wieë drek. Niet leesbaar. HB  m/w?ieë drek (Maasbree), wilde boekweit: weljǝ bokǝnt (Dilsen), wilde margriet: (mv)  wil megritǝ (Bree), wilde viooltje: weldǝ viōljǝ (Maxet) Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.] || kaal knopkruid [DC 28 (1956)] || knopkruid I-5, III-4-3