e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig zijn bokken: boeke (Roermond, ... ), bokke (Caberg, ... ), bokken (Meeuwen, ... ), bokkə (Maastricht, ... ), bōēke (Horst), bŏkkə (Nieuwenhagen), bòkke (Echt/Gebroek, ... ), bòkkə (Maastricht, ... ), bòòke (Posterholt), bóekken (Schinnen), bókke (Altweert, ... ), bókkə (Venlo), bôkke (Schimmert), bôkken (Stokkem), Soms gebruikt men dit woord, als hij daarbij boos is.  bókke (Tienray), bokkenpruik ophebben: boekkepruu:k op höbbe (Herten (bij Roermond)), bronken: brokke (Tungelroy), bronke (Vlodrop), de kont tegen de krib zetten: də kóónt tegə də krip séttə (Hamont), dwarsliggen: dwarsligge (Oirlo), een bulles hebben: enge bulles hubbe (Gulpen), een wormpje in gene kop haan: hat˂ ə wøͅrmkə ɛ gənə koͅp (Eupen), ezelen: ee.ëzele (Zonhoven), eezələ (Hamont), eizele (Sint-Truiden), éəzəln (Zonhoven), hnseln: ? niet in deze betekenis; cf. RhWb (III), kol. 240, s.v. "hänseln"2.a. = zum besten halten, sticheln, necken usw.  ènsələ (Meeuwen), koppen: koppe (Bree, ... ), koppen (Heythuysen, ... ), kuppen (Born), koppig zijn: keuppich zien (Hoeselt), koppig zien (Eigenbilzen), koͅpeͅx ˃zēͅn (Meeuwen), kuppəch zin (Meijel), köppig zien (Oirlo), köppig zieë (Waubach), köppig zîên (Tienray), kops zijn: köpsj zin (Geulle), kopsig zijn: köpseg zien (Caberg), köpsig zien (Maastricht, ... ), met de kop spelen: met de kòp spīēle (As), mokken: mokke (Schimmert), mŏĕkə (Loksbergen), mucksen (du.): moekse (Schaesberg), mutsə (Eupen), niet toegeven: néét toegève (Wijlre), stens zijn: stens zien (Venray), stieren: (negatief).  št‧ēərə (Eys), (ww.).  št‧ēərə (Eys, ... ), stierig: sjtierig (Vaals), wars zijn: wéérs zeen (Roermond), zijn kop tonen: z’nne kop tûine (Gronsveld), zijn kop uitwerken: zène kop ōtwèr"ke (Beverlo) de kont tegen de krib zetten || eigenzinnig || eigenzinnig zijn || het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] || koppig (- zijn) || koppig zijn || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] || zich koppig gedragen III-1-4