e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molshopen verspreiden breiden: brāi̯ǝ (Berverlo, ... ), brēi̯ǝ (Houthalen), brē̜i̯ǝ (Bocholt, ... ), brē̜n (Koersel, ... ), bręi̯ǝ (Geistingen, ... ), breken: brai̯kǝ (Ospel), brē.kǝ (Hushoven), brēi̯kǝ (Borgloon), brēi̯ǝkǝn (Diepenbeek), brēkǝ (Beringen, ... ), brēǝkǝ (Borgloon), brēǝkǝn (Helchteren), brē̜.kǝ (Hoeselt), brē̜kǝ (Beverst, ... ), brękǝ (Achel, ... ), bręǝkǝ (Middelaar), brīǝkǝ (Hasselt), brɛkǝ (Baarlo, ... ), slichten: slextǝ (Sevenum), slēxtǝ (Meijel), šlextǝ (Herten), spreiden: spręi̯ǝ (Berg, ... ), spr˙ęǝ (s-Gravenvoeren), šprēi̯ǝ (Oirsbeek), špręi̯ǝ (Bocholtz, ... ), špr˙ęǝ (Sint-Martens-Voeren, ... ), strooien: strø̜̄i̯ǝ (Maaseik), uiteendoen: otęǝndyn (Opheers), utē̜i̯ndǭn (Kessenich), uiteenspreiden: ātīnspręi̯n (Sint-Truiden), uitereendoen: utręi̯ndōn (Tungelroy), ūtǝrē̜i̯ndūn (Stokkem), uitereengooien: ytǝrēngui̯ǝ (Blitterswijck), ȳtǝrē̜i̯ngyi̯ǝ (Gruitrode), ǫu̯tǝrē̜i̯ngui̯ǝ (Gelieren Bret, ... ), uitereenhouwen: utręi̯nhǫu̯ǝ (Ospel), uitereenslaan: utri.ǝslǫ (America), uitereensmijten: utręi̯.nšmī.tǝ (Boukoul, ... ), utǝręi̯nšmītǝ (Nunhem) Om te voorkomen dat de groei van de wei door de molshopen werd gehinderd en ook omdat het vee er last van had, werd de opgeworpen aarde van de molshopen verspreid. Dit gebeurde ofwel tijdens het slepen van de wei, met paard en weide- of sleepeg (zie aflevering I.1.2, p. 175-176), ofwel met handgereedschap. Dit laatste wordt in dit lemma behandeld. Voor alle opgaven geldt dat het voorwerp van het gegeven werkwoord "molshopen" is, vergelijk het voorgaande lemma. Zie ook het lemma ''mest verspreiden'' in aflevering I.1.1, p.15. Vaak hebben de zegslieden ook aangegeven welk gereedschap men voor dit werk gebruikte; dat zijn de schup in: K 278, 358, L 159a, 163, 163a, 163b, 164, 165, 211, 214, 215, 244c, 265, 266, 268, 269, 270, 271, 288, 288a, 289, 289a, 289b, 290, 291, 295, 314, 318b, 320c, 321, 321a, 322a, 324, 331, 331b, 332, 355, 366, 371a, 377, 387, 413, 420, 423, 425, 427, 432, P 107a, 175, 213, Q 2, 2b, 9, 14, 20, 32a, 72, 94b, 95, 98, 117a, 156, 178 en 204a; de "sjoet" of schuit %%(een platte schop zonder opstaande randen)%% in: L 265, 290, 322, 324, 332 en Q 14; de troffel %%(een grote schop)%% in: K 278, 314, 316, L 282, 286, 312, 355 en Q 4; de riek in K 316, 318, L 211, 265, 269, 282, 288, 291, 295, 326, 355, 372, 413, 423, 0426, 429, 429a, P 107a, Q 9, 14, 18, 22, 71, 78, 97, 98, 100, 111, 0122, 112b, 156, 193, 197, 197a, 198b, 204 en 204a; de schoffel in L 416, Q 121c en 178. [N 14, 81; monogr.] I-3