e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderste handvat (onderste) greep: grīǝp (Hoensbroek), øŋǝštǝ grēp (Brunssum), (onderste) hand: hantj (Posterholt), hãnt (Gingelom, ... ), hā.nt (Groot-Gelmen, ... ), hānt (Borlo, ... ), ø.nǝštǝ hānt (Teuven), ønǝrstǝ hānt (Niel-Bij-Sint-Truiden), (onderste) knak: knak (Gennep, ... ), øndǝrstǝ knak (Milsbeek, ... ), (onderste) knop: knǫp (Meijel), ø̄ŋǝrstǝ knǫp (L295p  [Baarlo]  ), (onderste, korte) handhaaf: a.ndǫf (Boorsem, ... ), a.ntǫf (Meeswijk), ha.nthōf (Neerharen, ... ), ha.ntøf (Elen), ha.ntǝf ('S-Herenelderen, ... ), hanthǭ (Halen, ... ), hantǝf (Beek, ... ), hā.ntof (Lanaken), hā.ntǝf (Gellik, ... ), hāntǝf (Hoeselt), kǫrtǝn ha.ntǝf (Opitter), ondǝrštǝ hantǝf (Schimmert, ... ), øŋǝštǝ hantjhuf (Munstergeleen), øŋǝštǝ hantǝf (Klimmen), ā.ntø̜f (Lanklaar, ... ), ā.ntǝf (Rotem, ... ), (onderste, korte, klein(e), voorste) kruk: klēn krø̜k (Hoeselt), klęi̯n krøk (Neeroeteren), klęi̯nǝ krø̜k (Haler), krek (Gelieren Bret), krøk (Beringen, ... ), krø̜k (Aalst, ... ), kręk (Beverst, ... ), kǫrtǝ krek (Bree), kǫrtǝ krøk (Beringen, ... ), kǫrtǝ krø̜k (Maasmechelen, ... ), kǫrtǝ kręk (Opglabbeek), oŋǝrstǝ krø̜k (Nunhem), vȳstǝ krø̜k (Zelem), øŋǝlstǝ krø̜k (Montfort, ... ), ǫ.nǝrstǝ krø̜k (Hoeselt, ... ), ǫ.nǝstǝ krø̜k (Vechmaal), ǫnǝrstǝ krøk (Paal), (onderste, korte, kleine, rechtse) knab: klęi̯nǝ knap (Maasniel, ... ), knap (America, ... ), kǫrtǝ knap (Achel, ... ), ręxsǝ knap (Melick), øndǝrstǝ knap (Middelaar), øŋǝlstǝ knap (Boukoul, ... ), øŋǝrstǝ knap (Tegelen), ōndǝrstǝ knap (Achel, ... ), ōŋǝrstǝ knap (Melick), (onderste, korte, rechtse) grif: kǫtǝ gref (Kerkrade), rętsǝ gref (Bleijerheide), ø̜ŋǝštǝ gref (Bocholtz, ... ), (onderste, linkse, tweede, kort) handvat: ha.nt˲vat (Elen, ... ), ha.nt˲vu̯ǫt (Nerem), ha.nt˲vǫt (Diets-Heur, ... ), hantj˲vat (Baexem, ... ), hantj˲vāt (Horn), hant˲vat (Bocholt, ... ), hant˲vāt (Gennep, ... ), hant˲vęt (Meerssen), haŋkt˲vat (Panningen), hā.mfǝt (Riemst, ... ), hā.nfǫǝt (Rukkelingen-Loon), hā.nfǭ.ǝt (Hopmaal), hā.nt˲vat (Vroenhoven), hā.nt˲vǫǝt (Rutten), hā.nt˲vǭ.t (Berg, ... ), hānt˲vat (Gronsveld, ... ), hānt˲vǭ.ǝt (Berlingen, ... ), hānt˲vǭt (Bevingen, ... ), hānt˲vǭǝt (Kozen, ... ), hęntj˲vat (Obbicht, ... ), hęnt˲vat (Maasmechelen), kǫt hant˲vãt (Borgloon), leŋksǝ hantj˲vat (Grathem), twidǝ hānt˲vat (Smeermaas), øndǝrštǝ hant˲vat (Rothem), øŋǝlstǝ hantj˲vat (Herkenbosch), ø̜ŋǝrstǝ hānt˲vat (Noorbeek, ... ), ānt˲vat (Rotem), ōndǝrstǝ hānt˲vǭǝt (Wintershoven), ōndǝštǝ hant˲vat (Bunde), ōŋǝstjǝ hantj˲vat (Limbricht), ǫndǝrstǝ hant˲vat (Bree, ... ), ǫnǝrstǝ hānt˲vǭt (Ketsingen), ǫnǝrstǝ hānt˲vǭǝt (Kermt), arm: ęrm (Neer), ęrǝm (Lanklaar), blok: blǫk (Diepenbeek), dol: dǫl (Schinveld), draaier: dręi̯ǝr (Blerick), handkruk: handkruk (Berverlo), handvast: ha.nt˲vas (Grote-Spouwen, ... ), ha.nt˲vast (Ophoven), hā.nfas (Millen), hāvas (Jeuk), hāvā.s (Kortessem), handvast rechts: hantvǝs ręs (Rosmeer), handvol: hā.mfǝl (Herderen, ... ), kleinhand: klē̜nhãnt (Heppen), kleinknab: klęnknap (Achel), kleinkruk: klęi̯nkrø̜k (Borgloon), klos: klǫš (As), korte knag: kǫrtǝ knax (Ottersum), korte snook: kǫrtǝ snok (Maaseik), langhandvat: %%deze opgave heeft betrekking op model B (afbeelding. 4)%%  laŋhantj˲vat (Baexem), langkruk: %%deze opgave heeft betrekking op model B (afbeelding. 4)%%  laŋkrø̜k (Tungelroy), linkerhandvat: leŋkǝrhaŋk˲vat (Baarlo), maaibeugel: mɛi̯bø̄gǝl (Neerharen), ondergreep: ǫŋǝrgrēp (Tegelen), onderhandvat: ondǝrhānt˲vat (Smeermaas), onderknak: øndǝrknak (Milsbeek, ... ), onderkruk: ǫŋǝrkrø̜k (Buchten), onderste gewerf: onderste gewerf (Sittard), onderste houwer: øŋǝstǝ hǫu̯ǝr (Nederweert), sleeuw: sliǝf (Oostham), sliǝu̯ (Kerkhoven), slīǝf (Berverlo, ... ), sloor: slor (Dilsen), sluif: slai̯f (Lummen), sloi̯uf (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), sluf (Diepenbeek), slø̄i̯f (Alken, ... ), slø̜̄f (Berbroek, ... ), slęi̯f (Lummen, ... ), slǫu̯f (Godschei, ... ), slǭi̯f (Kermt), sluifknab: sløfknap (Kiewit), sluifkruk: slø̜̄fkrø̜̄k (Zelem), sluis: slø̜̄s (Halen), sluitblok: šlūt˱blǫk (Schinnen), trekgreep: trekgreep (Grathem), trekker: trekker (Grote-Brogel), wring: vrēŋ (Maasmechelen) Het houten blok met gleuf en twee handvatten, dat aan de onderzijde van het blad van de kraanzaag met behulp met een houten wig of toognagel wordt vastgeklemd. [N 50, 34e] || Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3, II-12