e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoven binden binden: be.njǝ (Achel, ... ), be.nǝ (Beek, ... ), be.ñ (Neerpelt, ... ), be.ñj (Rijkhoven), be.ŋǝ (Uikhoven), bendjǝ (Tungelroy), bendǝ (Amby, ... ), benjǝ (Baexem, ... ), benǝ (Berverlo, ... ), beñ (Heppen, ... ), beŋdǝ (Oost-Maarland), beŋǝ (Baarlo, ... ), bindǝ (Afferden, ... ), binǝ (Ottersum, ... ), bē.ndǝ (Gronsveld, ... ), bē.nǝ (Houthalen, ... ), bēnjǝ (Berg, ... ), bēŋǝ (Groot-Gelmen, ... ), bę.njǝ (Eksel, ... ), bę.nǝ (Bilzen, ... ), bę.ñ (Helchteren), bę.ŋǝ (Boorsem, ... ), bęi̯.ndǝ (Eupen), bęi̯.nǝ (Bommershoven, ... ), bęi̯njǝ (Bree, ... ), bęi̯nǝ (Lommel, ... ), bęi̯ŋǝ (Borgloon, ... ), bęndǝ (Maastricht), bęnjǝ (Buchten, ... ), bęnǝ (As, ... ), bęŋǝ (Aalst, ... ), bīŋǝ (America, ... ), b˙enǝ (Beringen, ... ), fritselen: fritžǝlǝ (Waubach  [(alleen voor de tweede band van de roggeschoof)]  ), jassen: jasǝ (Banholt, ... ), jɛsǝ (Klimmen, ... ), joepen: jupǝ (Banholt  [(alleen voor de middelste band)]  , ... ), kassen: kasǝ (Banholt, ... ), knopen: knyǝpǝn (Hamont), knø̜i̯pǝ (Nuth, ... ), knē.pǝ (Veldwezelt), opbinden: up˱benǝ (Heppen, ... ), ǫp˱be.nǝ (Hamont, ... ), ǫp˱be.ñ (Hoeselt, ... ), ǫp˱benjǝ (Haelen, ... ), ǫp˱benǝ (Achel, ... ), ǫp˱beŋǝ (Eind, ... ), ǫp˱bindǝ (Arcen, ... ), ǫp˱bēnjǝ (Roosteren), ǫp˱bęnǝ (As, ... ), ǫp˱bęŋǝ (Borgloon, ... ), samenbinden: sāmǝnbenǝ (Bocholt) Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.] I-4