e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluwe persoon boheits-kramer: cf. Rh.Wb. dl. I kol. 1106 s.v. "buhei"afl. buheitsmacher  behaitskrieëmer (Kerkrade), culotter: koelotter (Thorn), kuilotter (Stein), deugeniet: enne dögeniet (Hoeselt), deugniet: deugeneet (Maasniel, ... ), die wilt in het midden van het bed liggen: déé wilt in ⁄t midde van ⁄t bed liGGe (As), fijne, een -: fi-jne (As), fiene (Born, ... ), finje (Meijel), filosoof: filisoeaf (Geleen), filou (fr.): feloes (Neer), fieloe (Mheer), fieloer (Doenrade), filloe (Kortessem), filo (Venlo), = schurk (dief, oplichter, valsspeler)  filou (Leopoldsburg), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  fieloer (Amby), foks: fôks (Stokkem), fraaie, een -: fraaie (Stein), gatspik: gats pik (Maastricht), gehaaide linkmichel: ps. invuller twijfelt over het antwoord1 (nb. laatste woord kan ik niet goed lezen!).  gehaaide lénkmichel (Hoensbroek), gehaaide mens: eine gehaajde minsch (Schimmert), gehaaide, een -: gehāāide (Schimmert), unne gehaadje (Weert), ənə gəhaaidə (Maastricht), m.  gəh‧āi̯də (Eys), geraffineerde, een -: geraffineerde (Gronsveld), raffineerdə (Simpelveld), geslepen vos: ’ne gesjleepe vos (Sittard), geslepene, een -: eine gəsleepənə (Montfort), gewiekste, een -: dat is eine gewieksde (Schinnen), gewichsdje (Weert), gewiksde (Stokkem, ... ), gəwĭĕksdə (Heerlen), gladakker: cf. VD s.v. "gladakker"en s.v. "gladekker"= "3. leperd, uitgeslapen vent  glàddékker (Gennep), gladde, een -: glaatte (Weert), gladjanus: gladjanus (Horst), gluiperd: glūūpərt (Susteren), = valsaard, huichelaar  gluperd (Venray), heggenadvocaat: hèggenadvocaat (Merkelbeek), jood: ene jud (Venray), jōēt (Kapel-in-t-Zand), jüd (Tongeren), klootzak: kloetszak (Meijel), lage, een -: léégə (Nieuwenhagen), lepe vos: ’t is ’n liepe vós (Kortessem), lepe, een -: dit zegt men ook  zoe ne lepe (Kortessem), linkerik: linkərik (Venlo), looszakje: ⁄n loe‧əzekske (Weert), cf. Schuermans p. 351, s.v. "looszak"= list, haarzak (p. 171 bedrieger, foffelaar, valschspeler) of aaszak (p. 6, ook aarzak; bedrieger, valschaard) , bedrog; een persoon die listig te werk gaat  ei loeszekske (Ell), loze apostel: ⁄nne lwazze apostel (Geulle), loze duivel: cf. Schuermans p. 351 s.v. "looszak"een persoon die listig te werk gaat  ’t is ne louzen duvel (Kortessem), loze, een -: ne loêze (Maaseik), unnə lôezə (Kelpen), misling: ne misling (Montfort), nietsnut: nietsnut (Heerlerbaan/Kaumer), niksnut: nieksnut (Vlodrop), opschepper: opsjupper (Maastricht), plantrekker: eine plantrèkker (Bree), plattepiet: ze hùbbe hun laote druiglègge dör déë plattepie: ze hebben zich laten beetnemen door die geslepen kerel  plattepie (Kortessem), praatjesmaker: praatjesmaeker (Venlo), profeet: profeet (Jeuk), professor: profesor (Jeuk), rotzak: rotzak (Melick), schlau (du.) wijf: mar.: of du "schlau"?  sjlouw wief (Roermond), schlau-bengel (< du.): Duits "schlau  slaubengel (Heel), schlau-erik (< du.): einə sjlouwərik (Beesel), sjlouwerik (Maastricht), schlauberger (du.): sjlawberger (Schinnen), sjlawbergər (Urmond), sjlouw’berger (Tegelen), slauberger (Venlo), slouwberger (Venlo), slòwberger (Sevenum), ⁄nne slòmberger (Sevenum), schlaue (< du.), een -: sjlauwe (Herten (bij Roermond)), sjlouwe (Herten (bij Roermond)), slòwe (Noorbeek, ... ), slòwə (Maastricht), ənnə slowwə (Maastricht), ənə slauwə (Maastricht), schlaue (du.) prij: mar.: of du "schlau"?  sjlou:we priej (Roermond), schlaue (du.) vent: sjlouwe vent (Maastricht), schlaue (du.) vos: mar.: of du "schlau"?  sjlou:we vos (Roermond), schlauhannes (< du.): slouwhannəs (Caberg), schlemiel: slummiel (Maastricht), slechte, een -: eine sjlegte (Posterholt), slimme vos: slimme vos (As), slimmerik: eine slummərik (Montfort), enne slimmerik (Oirlo), slome, een -: sjlome (Voerendaal), sluwe vos: sluwe vos (Eys, ... ), smeerlap: smjeerlap (Melick), uitgehikte, een -: ōētgəhikdə (Heerlen), uitgekookte, een -: oesgekoachdə (Simpelveld), ōētgəkŏkdə (Nieuwenhagen), uitgevaamde, een -: oetgevèmde (Gulpen), vieze, een -: vieze (Vaals), vîêze (Tungelroy), zich langsheen: zich langs hèn (Eksel) een sluwe vos || een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] || het is ¯n sluwe kerel || leperd || slimme vogel || slimmerd (sluw) || sluw en geslepen persoon || sluw iemand || sluw persoon || sluwe || sluwe persoon || sluwe vos || sluwe vrouw || sluwe, slimme vent || sluwerd || zo¯n sluwe || ¯t is ¯n sluwe vos III-1-4