19827 |
hakbord |
hakvlootje:
hak˃vly(3)̄ətjə (L289h Boshoven)
|
hakbord voor vlees en groente
III-2-1
|
32409 |
hakhaak |
hakhaak:
hakhǭk (L289h Boshoven)
|
Bodemhaak waarvan de schacht, het gedeelte tussen het snijdende deel en het handvat, in lengte kan variëren. De hakhaak wordt gebruikt om de hak van de klomp iets naar achteren uit te hollen zodat zij beter past rond de hiel van de voet. Zie ook afb. 246. [N 97, 24; A 29a, 10a; A 29a, 10c; monogr.]
II-12
|
34027 |
halfbloed |
bastaard:
bastǝrt (L289h Boshoven)
|
Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b]
I-11
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapsul (L289h Boshoven)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
29826 |
halve steen |
klezoortje:
klɛts˱yrkǝ (L289h Boshoven)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
32785 |
handeg |
[eg]:
[eg] (L289h Boshoven)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.]
I-2
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
handvèger (L289h Boshoven, ...
L289h Boshoven)
|
het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30214 |
hanebalk |
uilebalk:
ȳ.lǝba.lǝk (L289h Boshoven)
|
De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.]
II-9
|
34485 |
hanenkam |
hanenkam:
hānǝkāmp (L289h Boshoven)
|
I-12
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangsloot (L289h Boshoven)
|
hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|