19693 |
huis, woning |
huis:
hū.s (L289h Boshoven),
kruipgat:
krū.p˃gāt (L289h Boshoven)
|
huis || zeer bekrompen behuizing
III-2-1
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
aanmaaien:
ān[maaien] (L289h Boshoven),
inhouwen:
enhǫu̯ǝ (L289h Boshoven)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
19524 |
inmaakpot |
moeston:
mōston (L289h Boshoven),
roompot:
roͅu̯mpoͅt (L289h Boshoven)
|
grote aarden inmaakpot || zuurkoolvat
III-2-1
|
34074 |
jaarring |
kalfring:
kalfreŋ (L289h Boshoven)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
19927 |
janken |
joenkeren:
zacht janken ve hond
jônkere (L289h Boshoven)
|
janken
III-2-1
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jǫŋ (L289h Boshoven)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L289h Boshoven)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
jong geitje:
jong geitje (L289h Boshoven)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (L289h Boshoven)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
28766 |
jute |
baal:
bāl (L289h Boshoven)
|
Vezelstof, de bastvezels van een soort hennep (Corchorus capsularis) uit Bangla Desh, gesponnen en geweven tot gordijnen, vloerkleden, zakken enz. (Van Dale, pag. 1250). [N 59, 201; monogr.]
II-7
|