34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (L289h Boshoven)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
dakhaas:
dā.khās (L289h Boshoven),
kater:
kaater (L289h Boshoven),
kātər (L289h Boshoven)
|
kater
III-2-1
|
19589 |
marmiet, koperen ketel |
marmiet:
marmi.t (L289h Boshoven)
|
koperen ketel
III-2-1
|
19393 |
matras |
matras:
mətras (L289h Boshoven)
|
matras
III-2-1
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkloͅpər (L289h Boshoven)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
aankomen:
ānkōmǝ (L289h Boshoven),
bijkomen:
bɛi̯kōmǝ (L289h Boshoven)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
34454 |
mekkeren |
blerken:
blɛ̄rkǝ (L289h Boshoven)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
34237 |
melk |
melk:
mɛlǝk (L289h Boshoven)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L289h Boshoven)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlkǭrǝ (L289h Boshoven)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|