32520 |
poetsmes |
stompje:
stømpkǝ (L289h Boshoven)
|
Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.]
II-12
|
19418 |
poken |
rakelen:
rōͅkələ (L289h Boshoven)
|
oprakelen, oppoken (van vuur)
III-2-1
|
34511 |
pokken en difterie |
difterie:
difterie (L289h Boshoven),
pokken:
pokǝ (L289h Boshoven)
|
Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64]
I-12
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtlēpəl (L289h Boshoven)
|
pollepel
III-2-1
|
19474 |
pook |
rakelijzer:
rōͅkəlī.sdər (L289h Boshoven),
rōͅkəlī.zər (L289h Boshoven)
|
pook
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
port (L289h Boshoven)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
34174 |
pootjesblaas |
pootjesblaas:
pȳtjǝsblǭs (L289h Boshoven)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
33171 |
poten |
poten:
pōtǝ (L289h Boshoven),
pūǝtǝ (L289h Boshoven),
zetten:
zętǝ (L289h Boshoven)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
19494 |
potkachel |
duiveltje:
dy(3)̄.vəlkə (L289h Boshoven)
|
klein rond kacheltje op de boerderijen vroeger gebruikt om veevoer en de was te koken, men trof het in de tweede wereldoorlog ook wel in burgerkeukens aan voor verwarmings- en kookdoeleinden. Het waren in feite allesbranders die zonder bezwaar ook met sla
III-2-1
|
29425 |
pottenkoopman |
pottenkruier:
pǫtǝkrøjǝr (L289h Boshoven
[(id)]
)
|
Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.]
II-8
|