19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
eieg.: roepnaam bij kinderen
soek (L289h Boshoven)
|
hond
III-2-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (L289h Boshoven)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
met:
mɛt (L289h Boshoven)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pas˃vit (L289h Boshoven)
|
roerzeef
III-2-1
|
19410 |
roet |
kruis:
krūs (L289h Boshoven)
|
roet aan pan
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
rōt (L289h Boshoven)
|
roet
III-2-1
|
32834 |
rollen |
draaien:
drɛi̯jǝ (L289h Boshoven)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50]
I-11
|
19921 |
rolluik |
jaloezie:
žalǝzi (L289h Boshoven)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
rode koe:
rui̯ [koe] (L289h Boshoven)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
rode koe:
rui̯ [koe] (L289h Boshoven)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|