33229 |
voederbieten |
kroten:
krǫtǝ (L289h Boshoven)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vø̄reŋ (L289h Boshoven)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
20127 |
volière |
kevie:
kooi van gevlochten materiaal; oude bijenkorf door kippen als legnest gebruikt.
kee’vie (L289h Boshoven)
|
kooi v vogels
III-2-1
|
19412 |
vonk |
vonk:
voͅ.ŋk (L289h Boshoven)
|
vonk
III-2-1
|
34101 |
voorklauw |
voorklauw:
vø̄rklǭw (L289h Boshoven)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
31833 |
voorloper |
voorloper:
vø̄rlø̜jpǝr (L289h Boshoven)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalbenen:
stalbɛi̯n (L289h Boshoven)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
25471 |
voorschoot |
wabel:
wābǝl (L289h Boshoven)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.]
II-11
|
34166 |
voortijdig een levend kalf ter wereld brengen |
verwerpen:
(de koe heeft) vǝrwǫrpǝ (L289h Boshoven)
|
[N 3A, 41b]
I-11
|
19712 |
vork |
verket:
vərkeͅt (L289h Boshoven)
|
vork
III-2-1
|