34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
geitje:
geitje (L289h Boshoven)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pø̜l (L289h Boshoven)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zuǝx (L289h Boshoven)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L289h Boshoven)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
19898 |
vuur |
vuur:
vø̄.r (L289h Boshoven)
|
vuur
III-2-1
|
19895 |
vuurtest |
tondelpot:
tontəlpoͅt (L289h Boshoven)
|
tondelpot
III-2-1
|
19477 |
walm |
walm:
wa.lm (L289h Boshoven)
|
walm, rook
III-2-1
|
19475 |
walmen |
blaken:
blōͅkə (L289h Boshoven)
|
walmen
III-2-1
|
19713 |
wasblok |
beukschraag:
bøksxrāx (L289h Boshoven),
wasblok:
was˂bloͅk (L289h Boshoven)
|
steun voor wastobbe || wasblok, houten steun op drie poten voor de wasketel
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
schromp:
sxrōmp (L289h Boshoven),
wasbred:
was˂brēt (L289h Boshoven, ...
L289h Boshoven)
|
wasbord
III-2-1
|