19658 |
wasgoed |
lijnwaad:
lievendj (L289h Boshoven),
was:
was (L289h Boshoven)
|
wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
waspin:
waspe.n (L289h Boshoven)
|
wasknijper
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
lijnwaadsmand:
livǝntjsmaŋ (L289h Boshoven),
wasmand:
wasmaŋ (L289h Boshoven)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L289h Boshoven)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
da.mp (L289h Boshoven)
|
wasem, damp
III-2-1
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
mō.r (L289h Boshoven)
|
waterketel
III-2-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wātǝrlǭx (L289h Boshoven)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
29195 |
weefspoel |
schietspoel:
sxētspōl (L289h Boshoven)
|
Pijpje met inslaggaren. De weefspoel is een houten schuitje waarin op een priem de pijpjes met inslaggaren worden vastgeklemd. [N 39, 105a; monogr.]
II-7
|
25678 |
weekbak |
weekbak:
węjk˱bak (L289h Boshoven)
|
Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.]
II-12
|
33663 |
wei |
wei:
węi̯ (L289h Boshoven)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|