19680 |
zitbank |
bank:
ba.ŋk (L289h Boshoven)
|
bank
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overden:
ūǝvǝr[den] (L289h Boshoven)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zøͅldərkāmər (L289h Boshoven)
|
zolderkamer
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜̄jmǝ (L289h Boshoven),
zø̜j.mǝ (L289h Boshoven)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20067 |
zonnebloem (helianthus annuus l.) |
zonnekeern:
zónnekaer (L289h Boshoven)
|
zonnebloempit
III-2-1
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫw.m (L289h Boshoven)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34181 |
zuiveren |
knoeien:
knoeien (L289h Boshoven)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalvenstaart:
zwalǝvǝstɛrt (L289h Boshoven)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte koe:
zwɛrtbōntǝ [koe] (L289h Boshoven)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
31616 |
zwik |
zwikpinnetje:
zwekpenkǝ (L289h Boshoven)
|
Het houten pennetje dat dient om het zwikgat dicht te maken. [monogr.; N E, 48d add.]
II-12
|