18253 |
[falie] |
voile (fr.):
voeël (P108p Grazen (WBD))
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
kazevek (P108p Grazen (WBD))
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
bennetäs (P108p Grazen (WBD))
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (P108p Grazen (WBD)),
vos:
vos (P108p Grazen (WBD))
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18297 |
bontkraag |
pelsen kraag:
pelse kroëg (P108p Grazen (WBD))
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
pelsen jas:
pelse jas (P108p Grazen (WBD))
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18698 |
boordenknoopje |
colknopje (<fr.):
kolknupke (P108p Grazen (WBD))
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18528 |
borstzak(je) |
boventasje:
bouvetäske (P108p Grazen (WBD)),
pochettasje (<fr.):
pochettäske (P108p Grazen (WBD))
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18392 |
bretel |
help:
helepe (P108p Grazen (WBD))
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18540 |
broek met split |
fluitjesbroek:
fluitjesbroek (P108p Grazen (WBD))
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|