19975 |
aanhitsen |
judassen:
joedasse (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21119 |
appels van de boom schudden |
schudden:
schudde (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19978 |
blaffen |
bletsen:
bletschen (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
17691 |
blazen |
blazen:
blaeze (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21009 |
bolster van een noot |
notenschaal:
noĕtéschael (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
buschel (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20895 |
dadel |
dadel:
dadel (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20131 |
een hond vleien |
strelen:
striĕlĕ (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20778 |
groente |
gemeus:
gemoës (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19979 |
grommen |
grommen:
grommen (Q120p Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|