21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plekke (L330p Herten (bij Roermond))
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22127 |
(de kapsule) in de klok stoppen |
duwen:
duuje (L330p Herten (bij Roermond))
|
de ijzeren kapsule (met ring) in de klok stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21951 |
(eieren) leggen |
(eieren) leggen:
ei-jer likhe (L330p Herten (bij Roermond))
|
Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde (L330p Herten (bij Roermond))
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
22110 |
(het) lossen |
lossen:
losse (L330p Herten (bij Roermond))
|
het lossen zelf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18809 |
(iets) bevinden |
bevinden:
ich höb alles in orde bevônje (L330p Herten (bij Roermond))
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse (L330p Herten (bij Roermond)),
stoten:
sjtooete (L330p Herten (bij Roermond))
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
smousen:
sjmouse (L330p Herten (bij Roermond))
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (L330p Herten (bij Roermond)),
hukken:
hóeke (L330p Herten (bij Roermond))
|
bukken, hurken || bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
(rouw)vaol (L330p Herten (bij Roermond)),
doupdook (L330p Herten (bij Roermond)),
duipdaekske (L330p Herten (bij Roermond)),
duipkledje (L330p Herten (bij Roermond)),
duipmötske (L330p Herten (bij Roermond)),
navelbendje (L330p Herten (bij Roermond)),
pisdook (L330p Herten (bij Roermond)),
winjel (L330p Herten (bij Roermond)),
zeiverlepke (L330p Herten (bij Roermond))
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|