18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
dūpklīēdje (P107a Rummen (WBD)),
dūpmoats (P107a Rummen (WBD)),
neusdoek (P107a Rummen (WBD)),
nōgelvees (P107a Rummen (WBD)),
pisdoek (P107a Rummen (WBD)),
rouwvoal (P107a Rummen (WBD), ...
P107a Rummen (WBD)),
vərəngskə (P107a Rummen (WBD)),
zīverlepke (P107a Rummen (WBD))
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
vaol (P107a Rummen (WBD), ...
P107a Rummen (WBD))
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
blouse met officierskraag en vaste lenden, breder op de heupen
kazevek (P107a Rummen (WBD))
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18605 |
balein |
balein:
blein (P107a Rummen (WBD))
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kalotje (P107a Rummen (WBD))
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
bénnetés (P107a Rummen (WBD))
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18209 |
boezeroen |
boerenhemd:
boerehumme (P107a Rummen (WBD))
|
boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
bolhoed (P107a Rummen (WBD))
|
bolhoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (P107a Rummen (WBD))
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
neusdoek:
neusdoek (P107a Rummen (WBD))
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|