21432 |
schatten |
schatten:
sjatte (Q032p Schinnen)
|
het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17800 |
schede |
schede:
sjeij (Q032p Schinnen)
|
scheede [SGV (1914)]
III-2-1
|
25016 |
scheef, niet recht |
schuins:
schuins (Q032p Schinnen)
|
van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17729 |
scheel zien |
scheel kijken:
sjeel kieke (Q032p Schinnen)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17774 |
scheen |
scheen:
scheen (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
sjieen (Q032p Schinnen),
šeen (Q032p Schinnen)
|
scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
scheepje:
sjeepke (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sjáásj (Q032p Schinnen),
scheermes:
sjeèrmets (Q032p Schinnen)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19070 |
schelden, schimpen |
schampen:
sjampe (Q032p Schinnen),
sjàmpə (Q032p Schinnen),
schelden:
sjelje (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
stechelen:
sjtichele (Q032p Schinnen)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
loebas:
loebəs (Q032p Schinnen),
rakker:
rakker (Q032p Schinnen),
rekel:
rèkel (Q032p Schinnen),
réékəl (Q032p Schinnen),
schelm:
schelm (Q032p Schinnen),
sjelm (Q032p Schinnen)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm [DC 11]
III-1-4
|
25023 |
schemering, valavond |
schemering:
sjeimering (Q032p Schinnen)
|
schemering [SGV (1914)]
III-4-4
|