18923 |
schipperen |
schipperen:
sjippere (Q032p Schinnen),
sjipperen (Q032p Schinnen),
sjippərə (Q032p Schinnen)
|
naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25045 |
schitteren |
schitteren:
sjitteren (Q032p Schinnen)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
sjoon (Q032p Schinnen),
sjoun (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u in het algemeen het meestal leren voetbekleedsel met hak dat tot iets hoger dan de enkels kan komen (schoen?) [N 60 (1973)] || schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schoon (Q032p Schinnen),
sjooën (Q032p Schinnen),
hoig ßoon lieg ßoon
šoon (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoester:
šu.stǝr (Q032p Schinnen)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30811 |
schoenmakersgereedschap |
getuig:
gǝtȳx (Q032p Schinnen)
|
Algemene benaming voor schoenmakersgereedschap. [N 60, 221b]
II-10
|
18185 |
schoenveter |
rijgstaartel:
Oud.
ri.xṣtartələ (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
schoensriem:
Nieuwer.
ṣo.nsre:m (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Een niet leren koordje? [N 60 (1973)] || Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
17964 |
schokschouderen |
schokschouderen:
sjoksjouwere (Q032p Schinnen),
schouderompen:
sjoerompe (Q032p Schinnen)
|
schokschouderen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
eigen spellingsysteem
sjol (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
/
schokkel (Q032p Schinnen),
sjokkel (Q032p Schinnen),
sjókkel (Q032p Schinnen),
schommel:
/
schoomel (Q032p Schinnen)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)], [SND (2006)]
III-3-2
|