22372 |
schommelen |
schokkelen:
sjokkele (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
/
schokkele (Q032p Schinnen)
|
/ [SND (2006)] || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25676 |
schonen |
triëren:
trijērǝn (Q032p Schinnen)
|
Het graan na aankomst in de mouterij reinigen en sorteren. Daarbij worden gebroken en te kleine korrels alsmede onzuiverheden uit het brouwgraan verwijderd. Het type "triëren" (L 318, L 325, L 331, Q 32) duidt aan met welk apparaat het schoonmaken gebeurt. In P 180 gebruikt men een wan om bij het reinigen het stof te verwijderen. Zie ook de lemmata ''wanmolen'' en ''trieur''.' [N 35, 8]
II-2
|
21277 |
school |
school:
šoəl (Q032p Schinnen)
|
school [RND]
III-3-1
|
30616 |
schoolbordenverf |
schoolbordenverf:
šualbǫrdǝvɛrǝf (Q032p Schinnen)
|
Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29]
II-9
|
21425 |
schoolcijfer |
punt:
puntj (Q032p Schinnen)
|
cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
bovenmeester:
bovenmeister (Q032p Schinnen),
hoofd:
’t hoof (Q032p Schinnen)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣo.lkɛ.injər (Q032p Schinnen)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziender:
sjoolopzeinder (Q032p Schinnen)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
šōəndoͅxtər (Q032p Schinnen)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
šōənmōdər (Q032p Schinnen)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|