22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schöppe (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
31694 |
schors |
schil:
šęl (Q032p Schinnen)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
24492 |
schors (alg.) |
blast:
WLD
blast (Q032p Schinnen),
schil:
sjél (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
sjèl (Q032p Schinnen),
schors:
WLD
(sjors) (Q032p Schinnen)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24721 |
schors van naaldbomen |
schil:
sjél (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
sjèl (Q032p Schinnen)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25069 |
schortvol |
schootvol:
sjoatvol (Q032p Schinnen)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21367 |
schot |
schot:
sjēūt (Q032p Schinnen)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjouwer (Q032p Schinnen)
|
schouder [SGV (1914)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schoft:
schoft (Q032p Schinnen),
schouderblad:
sjouwerblaad (Q032p Schinnen)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18556 |
schoudermantel met capuchon |
kapmantel:
kapmanjtel (Q032p Schinnen)
|
schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|
29083 |
schoudernaad |
schoudernaad:
šǫwǝrnǭt (Q032p Schinnen)
|
Naad van een kledingstuk die op de schouder valt, van de kraag tot de mouw van een jas, een japon enz. [N 59, 98]
II-7
|