18871 |
schrikken |
verschieten:
versjeete (Q032p Schinnen),
versjete (Q032p Schinnen),
verschrikken:
versjrikkə (Q032p Schinnen)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25705 |
schroden |
pletten:
plętǝ (Q032p Schinnen)
|
Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.]
II-2
|
25887 |
schroef |
schroef:
šruf (Q032p Schinnen)
|
De schroef met moer waarmee de hefboom aan de balk bevestigd is. [N 57A, 4.6; N 57, 9 add.]
II-2
|
19411 |
schroeien |
brennen:
brɛnə (Q032p Schinnen)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
20489 |
schrokken |
schrokken:
sjrokke (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
slokken:
sjlokke (Q032p Schinnen),
vreten:
vrééəte (Q032p Schinnen),
vrîêtə (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
eigen spellingsysteem
sjöbbe (Q032p Schinnen),
schulp:
WLD
sjulp (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
beschaamd:
bəsjéemt (Q032p Schinnen),
bleu:
bleue (Q032p Schinnen),
bleuë (Q032p Schinnen),
bläö (Q032p Schinnen),
verlegen:
verlège (Q032p Schinnen)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schuddelen:
sjöddələ (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
sjöddele (Q032p Schinnen),
WLD
sjöddele (Q032p Schinnen)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuif:
sjuuf (Q032p Schinnen),
schuifje:
sjuufke (Q032p Schinnen)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30691 |
schuifladder |
schuifledder:
šȳflø̜dǝr (Q032p Schinnen)
|
Uit twee delen bestaande ladder die door uitschuiven tot nagenoeg de dubbele lengte gebracht kan worden. [N 67, 63b]
II-9
|