28970 |
spelden |
spelden:
špɛlǝ (Q032p Schinnen),
toespelden:
tušpęldǝ (Q032p Schinnen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
špęldǝkøsǝ (Q032p Schinnen)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
schjpele (Q032p Schinnen),
sjpeehle (Q032p Schinnen),
sjpeele (Q032p Schinnen)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
partieke (Q032p Schinnen),
potje:
potje (Q032p Schinnen),
spelletje:
sjpeelke (Q032p Schinnen)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
sjpenen (Q032p Schinnen)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17719 |
sperma |
zaad:
zoad (Q032p Schinnen)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
stootvogel:
stoot-vogel (Q032p Schinnen)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessenbonen:
prinsessə boan (Q032p Schinnen),
WLD
prinsesseboane (Q032p Schinnen),
prinsessenboontjes:
eigen spellingsysteem
prinsessebeunkes (Q032p Schinnen),
sokkerboontjes:
eigen spellingsysteem
soekerbeunkes (Q032p Schinnen)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
kissen:
kiesje (Q032p Schinnen),
kĭĕjsjt (Q032p Schinnen),
spetteren:
sjpetteren (Q032p Schinnen)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
speīgel (Q032p Schinnen)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|