id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33589 | spitskool | spitskool: (? verschrijving? - Is bedoeld: spitskueul ?) sjpitskueul (Schinnen), eigen spellingsysteem sjpitskeul (Schinnen), WLD sjpitskool (Schinnen) | De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] I-7 |
24359 | spitsmuis | spitsmuis: eigen spellingsysteem sjpitsmoeës (Schinnen), spitsmuisje: WLD sjpitsmuuske (Schinnen) | Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] III-4-2 |
32749 | spitten | graven: grãvǝ (Schinnen) | In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1 |
33639 | splijtkool | splijtkool: eigen spellingsysteem sjpleetkeul (Schinnen) | [N 82 (1981)] I-7 |
30803 | split | croûte: krut (Schinnen), split: šplet (Schinnen) | Een lap leer van de vleeskant die ontstaat door het leer in de lengte in twee√´n te snijden. Verschillende informanten (Q 32 en Q 253) merken op dat dit stuk van minderwaardige kwaliteit is. [N 60, 3c; N 60, 1b; N 60, 3b] II-10 |
24706 | splitsing van de stam | gaffel: WLD gaffel (Schinnen), vork: vörk (Schinnen), eigen spellingsysteem vorrik (Schinnen) | Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3 |
23327 | spoken | spoken: sjpoke (Schinnen) | spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3 |
23328 | spoken (ww.) | spoken: sjpoke (Schinnen) | spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3 |
25852 | sponnen | bommen: bǫmǝ (Schinnen) | Vaten met behulp van een spon afsluiten. [N 35, 92] II-2 |
23329 | spook | spook: sjpook (Schinnen) | spook [SGV (1914)] III-3-3 |