18014 |
stikken |
stikken:
sjtieke (Q032p Schinnen),
sjtikke (Q032p Schinnen)
|
Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28894 |
stikmachine |
reparatiestikmachine:
reparāsištīkmǝšīn (Q032p Schinnen),
stikmachine:
štīkmašīn (Q032p Schinnen)
|
De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Knöfel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237]
II-10
|
28975 |
stiksteek |
stiksteek:
štikštēk (Q032p Schinnen)
|
Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46]
II-7
|
28859 |
stikzijde |
stikzij(de):
štikzi-j (Q032p Schinnen)
|
Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57]
II-7
|
25212 |
stille regen |
natte sneeuw:
nate sjneeë (Q032p Schinnen)
|
stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17738 |
stinken |
ruiken:
ruuke (Q032p Schinnen),
stinken:
sjtinke (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31693 |
stobbe |
vot:
vǫt (Q032p Schinnen)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
štōl (Q032p Schinnen),
štoͅu̯l (Q032p Schinnen)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koarsjteul (Q032p Schinnen),
kòersjteul (Q032p Schinnen)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21226 |
stoep |
stoep:
(Zie bl 33).
sjtop (Q032p Schinnen),
De o van sjlok en andere dergelijke woorden wordt aldus ongeveer gevormd:
sjtop (Q032p Schinnen)
|
stoep [SGV (1914)]
III-3-1
|