21381 |
tolgaarder |
commies (<fr.):
Van Dale: commies (kommies) (<Fr.), 3. (vooral in de vorm kommies) tolbeamte, ambtenaar die werkzaam is bij de (buiten)dienst van de accijnzen en invoerbelastingen en die te waken heeft tegen overtreding daarvan.
kommies (Q032p Schinnen),
kommîês (Q032p Schinnen)
|
de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25267 |
ton, maat van 1000 liter |
mud:
mud (Q032p Schinnen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1000 liter [wisse, zak, mud, vat, ton] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22658 |
toneelspel |
spel:
spel (Q032p Schinnen),
stuk:
sjtøͅk (Q032p Schinnen)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten kijken:
kieke loate (Q032p Schinnen),
laten zien:
ziee loate (Q032p Schinnen),
tonen:
toeëne (Q032p Schinnen)
|
tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
tong (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
tǫŋ (Q032p Schinnen)
|
De leren lap in rijgschoenen die de wreef bedekt. [N 60, 24] || tong [DC 01 (1931)]
II-10, III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
toŋ (Q032p Schinnen)
|
De leren lap in rijgschoenen, die de wreef bedekt (tong) Zie bij tek. 3. [N 60 (1973)] || een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25850 |
tonnen |
afvullen:
āfvø̜lǝ (Q032p Schinnen)
|
Het bier in tonnen of vaten doen. [N 35, 90; monogr.]
II-2
|
32056 |
toogpin |
kijl:
kīl (Q032p Schinnen)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
toanbank (Q032p Schinnen),
twòanbank (Q032p Schinnen),
winkelbank:
winkelbank (Q032p Schinnen)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
31692 |
top van de boom |
doudehout:
dǫwhǫwt (Q032p Schinnen),
kruin:
kruin (Q032p Schinnen)
|
Vgl. ook afb. 1c. Zie voor de woordtypen doude en doudehout uit respectievelijk Sittard (Q 20), Klimmen (Q 111), Meeswijk (L 424) en Schinnen (Q 32) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, ø̄Baumwipfelø̄, en voor het woordtype sop uit Meeuwen (L 364) wnt XIV, kol. 2529, s.v. ɛsop IIIɛ, ø̄topø̄.' [N 50, 7c; N 75, 86b; monogr.]
II-12
|