e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q187a plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(met) het hoofd stoten botsen: boetse (Heugem), stoten: stoete (Heugem) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(zich) bukken (zich) bukken: bukke (Heugem) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
[jasje] stoep: stŏop (Heugem) Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)] III-1-3
[kazavek?] kazavek: kleine jas voor korte vrouwen  kasjevek (Heugem) kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
[wambuisjas?] jasje: jèske (Heugem) Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)] III-1-3
aan de leg zijn aan de leg: ǭn dǝ lɛk (Heugem) Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.] I-12
aanbidding van het allerheiligste aanbidding: aanbidding (Heugem) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood stippelen: stippelen (Heugem) Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.] II-1
aanhitsen hitsen: Endepols  hitse (Heugem) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend regenen knoeien: knoeie (Heugem) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4