e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
banden banden: bɛnj (Obbicht) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bandiet bandiet: bandiet (Obbicht) bandiet [SGV (1914)] III-3-1
bangerik bangeschijterd: enne bange sjietert (Obbicht), schouwerik: enne sjuujerik (Obbicht) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
bankbiljet briefje: breefke (Obbicht) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
barrevoets barrevoets: berrevis (Obbicht), barvoets: bervis (Obbicht) barrevoets [SGV (1914)] III-1-3
bascule bascule: baskuul (Obbicht) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
beddenwarmer waterkruik: voetenwarmer  waterkroek (Obbicht) kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
bedevaart bedeweg: bée.jweeg (Obbicht), (m.).  bêjwêg (Obbicht) bedevaart [SGV (1914)] || Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
bedorven ei rot ei: rot ęi̯ (Obbicht) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedriegen: bedreege (Obbicht) bedriegen [SGV (1914)] III-1-4