e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwerkers tweede keus: twɛdǝ kø̄s (Lommel) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
adamsappel adamsappel: adamsapəl (Lommel), adamzapəl (Lommel), slikker: sle⁄ər (Lommel) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen asemen: ik kos nie asemen (Lommel) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de aoren van zijne kop (Lommel), een aor open snijen (Lommel) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afbijten van koninginnecellen uitbijten: uitbijten (Lommel) Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65] II-6
afborstelen afborstelen: af˱bǫstǝlǝ (Lommel) De in de voeg aangebrachte, nog natte mortel afborstelen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Borstelwerk'. [N 32, 34c] II-9
afdakje boven de poort regenkap: rɛgǝkap (Lommel) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afdingen pingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  peͅŋələ (Lommel), prengelen: ps. omgespeld volgens Frings.  preͅŋələn (Lommel) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afgeroomde melk zwiers: swis (Lommel), zwes (Lommel), zwis (Lommel) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgetrokken zeug: afgǝtrǫʔǝn [zeug] (Lommel), afgezogen zeug: afxǝzōgǝ [zeug] (Lommel) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12