e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) groffiaat: -  groffioate (Meerssen), Zo heet de tuinanjelier. De wilde is onbekend.  groffiaot (Meerssen), groffiant: Uit te spreken als in het Frans. Klemtoon op de 2e lettergr.  groffiant (Meerssen), violier: -  fleere (Meerssen) tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] III-2-1
anker anker: (m.).  anker (Meerssen) anker [SGV (1914)] III-3-1
appelboom appelboom: appelboum (Meerssen), appelboompje: Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen  appelbuimke (Meerssen), appelbäumke (Meerssen) [DC 03 (1934)] I-7
aren lezen zomeren: zø̄mǝrǝ (Meerssen) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Meerssen), haak: hǭk (Meerssen) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armenbanken vrijbanken: vrie benk (Meerssen) De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
armkogel armskogel: ęrmskōgǝl (Meerssen) De ronding in de armsgatuitsnijding. [N 59, 101b] II-7
armoedig armoedig: ermeudig (Meerssen) armoedig [SGV (1914)] III-3-1
armsgatuitsnijding armslok: (mv)  ęrmslokǝr (Meerssen) De uitsnijding voor de mouw bij het colbert. [N 59, 101a] II-7
armvol armvol: ennen errem vo‧l höj (Meerssen), ennen érmvol höj (Meerssen), hellevər (Meerssen), hɛlǝvǝr (Meerssen), ɛrǝmvōl (Meerssen) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4