e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg blijven borg blijven: børəch blīvə vəreͅŋə (Welkenraedt), pof zijn: pŭf zij (Welkenraedt) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borrel grijsje, een -: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  griskə (Welkenraedt), klare, een -: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  nə klōͅrə (Welkenraedt) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
borstkas borst: ich hau een kouw op de brōst (Welkenraedt) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
bos bos: bø.i̯š (Welkenraedt), bøš (Welkenraedt), bø̄.š (Welkenraedt), bø̄š (Welkenraedt) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente bussel: bussel (Welkenraedt) [ZND 22 (1936)] I-7
boter botter: botǝr (Welkenraedt) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  botəram (Welkenraedt) boterham [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterhamworst schinkenworst: schinkewojsch (Welkenraedt) hamworst /schinken- [ZND 21 (1936)] III-2-3
bouwland land: lā.nt (Welkenraedt), veld: vē̜.lt (Welkenraedt), vē̜lt (Welkenraedt), vęlt (Welkenraedt), vɛlt (Welkenraedt), vɛ̄.lt (Welkenraedt) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovenlicht overlicht: overlicht (Welkenraedt), ǭvǝrli ̞xt (Welkenraedt) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9