19835 |
wonen |
wonen:
wuənə (Q163p Berg)
|
wonen [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
20853 |
worst |
pens:
pɛns (Q163p Berg),
worst:
bijna nooit gebr.
woͅs (Q163p Berg)
|
worst [ZND A1 (1940sq)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.tǝl (Q163p Berg)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33563 |
worteltje |
molpenstaarten:
moͅ.ləpəsteͅt (Q163p Berg)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vraivə (Q163p Berg)
|
wrijven [ZND m]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vreŋə (Q163p Berg)
|
wringen [ZND m]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroelen:
vrylǝ (Q163p Berg)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.]
I-12
|
32999 |
zaad, zaaigoed |
zaad:
zūǝt (Q163p Berg
[(m)]
),
zaadgoed:
zyǝ.t˲gūt (Q163p Berg),
zaaigoed:
zȳǝgūt (Q163p Berg)
|
Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.]
I-4
|
32779 |
zaadeg |
zaai[eg]:
zɛ̄[eg] (Q163p Berg
[(driehoekig, 27 tanden)]
)
|
Met zaadeg wordt de eg bedoeld waarmee men het (meestal met de hand) gezaaide graan in de aarde werkt. Daarvoor had men vroeger vaak een aparte driehoekige, vierkante of trapeziumvormige houten eg, die later geheel in ijzer was uitgevoerd. Als zaadeg werd in latere tijden een combinatie van 3 of 4 eggetjes gebruikt. Als men voor de verschillende egwerkzaamheden maar één eg ter beschikking had, spande men deze bij het ondereggen van zaak "bot" aan. Voor zover er bijzonderheden omtrent de vorm (‚àÜ, vierkant, –î ), het materiaal en het aantal tanden van deze eg werden opgegeven, zijn deze achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Voor zaadeg opgegeven benamingen die meer op de vorm van deze eg wijzen of op het materiaal waaruit deze vervaardigd is, zijn aan het einde van het lemma geplaatst. Wat bedoeld wordt met ''eg'' en ''eg'' is aangegeven in de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 71; N 11A, 159; N J, 10 add.; N P, 15 + 16 add.; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
32996 |
zaaien |
zaaien:
zɛ̄ (Q163p Berg)
|
[N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.]
I-4
|