e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afschuining visbek: veš˱bɛk (Bleijerheide) De schuinte die ontstaat door de kant van een stuk hout te schaven. Zie ook afb. 52. Vgl. voor het woordtype vaas, dat werd opgegeven door de respondent uit Mechelen (Q 204a), ook wnt XVIII, kol. 632, s.v. vasche, ø̄reep, strookø̄. Wanneer twee stukken hout die elk aan de lange, smalle zijde van een afschuining zijn voorzien, tegen elkaar worden bevestigd, ontstaat een V-vormige uitsparing, die visbek wordt genoemd. [N 53, 125b; monogr.] II-12
afslag afslag: apšlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), afslag van kolen: apšlāx va koǝlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), afslag van stenen: apšlāx va šteŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), rondte: røŋdǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), røŋkdǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schiethoop: šeshōf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50] II-5
afslechten, strekken glätten: jlɛtǝ (Bleijerheide) Een metaalplaat vlak maken. Vaak wordt voor dit werk een strekhamer gebruikt. Zie ook dit lemma en het lemma "vlakwals". Volgens Van Houcke (pag. 734) wordt ook het verwijderen van de onregelmatige sporen van de bij het drijven toegebrachte hamerslagen door met een gepolijste hamer op het werkstuk te kloppen tot het strekken gerekend. [N 64, 94; N 66, 42] II-11
afsluiting van een remhelling barrière: barijēr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), boom: bōm (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), prelbok: prɛlbok (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Afsluitboom aan de voet van een remhelling die dient om op hol geraakte wagens, die door de grote snelheid die zij kunnen ontwikkelen veel schade kunnen aanrichten, op te vangen. [N 95, 687; monogr.] II-5
afsnuiten bijsnuiten: bęjšnytsǝ (Bleijerheide) De scherpe hoek of snuit afsnijden van een stuk hout, dat in een ander ingelaten moet worden. Bij het vervaardigen van een trap worden, wanneer de treden onder een scherpe hoek in de boom vallen, de voorkanten van de wellen voor zover zij in de nesten komen, bijgesnoten. [N 55, 120a] II-9
afspijkeren de stoottrede afnagelen: dǝr štuǝstret˱ āfnē̜ǝlǝ (Bleijerheide) De stootborden met behulp van nagels tegen de wellat en de trede vastspijkeren. [N 55, 118] II-9
afstand tussen de ondersteuningen bouwafstand: bǫwafštant (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.] II-5
afsteker afsteker: āfštɛxǝr (Bleijerheide) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
afstijfselen afstijfselen: āfstifsǝlǝ (Bleijerheide) De zool en/of de rand met stijfsel insmeren. [N 60, 121b] II-10
aftekenen aftekenen: āftsēxǝnǝ (Bleijerheide) De afmetingen van een werkstuk met behulp van een kraspen of krasblok op het plaatmateriaal aftekenen. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. [N 64, 81b; N 66, 2b; N 33, 380] II-11