e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beredderen beredderen: bereddere (Nunhem) zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)] III-1-4
beregende steen gepukkelde steen: gǝpøkǝldǝ štęjn (Nunhem), verregende steen: vǝrrī̄gǝldǝ štęjn (Nunhem), vǝrrē̜.gǝndǝ štęjn (Nunhem) Vormelingen waar het tijdens het drogen op de baan op geregend heeft. Daardoor ontstaan er putjes in de klei, hetgeen in het gunstigste geval stenen van mindere kwaliteit opleverde. [monogr.] II-8
bereide klei gebouwde leem: gǝbǫwdǝ lęjm (Nunhem) In Q 121 werd de klei met de hak bewerkt tot hij goed kneedbaar was. Men zei dan de klei teeg (tsi\x) was. [monogr.] II-8
bergtop top: toep (Nunhem) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bericht nieuws: (lange oe-klank).  noets (Nunhem) een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] III-3-1
berkenbezem berkenbezem: bèrkbaezem (Nunhem) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1
beroerte beslag: besjlaag (Nunhem) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] III-1-2
berrie ber(ri)g: børx (Nunhem), karboom: (mv)  kęrbø̜i̯m (Nunhem) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschilderde klomp s zondagse klomp: sønexsǝ klomp (Nunhem  [(zwart gelakt en met snijwerk versierd)]  ) Van een verflaag voorziene klomp. In Loksbergen (P 47) werden de klompen geverfd en daarna gevernist. Speciaal voor de streek rond Loksbergen waren klompen waarop veters en vetergaten geschilderd waren. Zoɛn klomp werd een nestel genoemd.' [N 97, 148; N 24, add.] II-12
beschimmeld beschimmeld: besjummeld brôôd (Nunhem) beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3