e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bestendig weer vast (weer): vàs wèèr (Nieuwstadt) lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen wiemer: wiemer (Nieuwstadt) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
beteuterd onnozel: ōēnneuzel (Nieuwstadt), van zijn apropos: van ziene propo gebrag (Nieuwstadt) op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
betonblokkenkoker betonkoker: bǝtonkǭkǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342] II-5
betrappen traperen (<fr.): trappeire (Nieuwstadt) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) betrekken: də lòch bətrék (Nieuwstadt) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beugelen beugelen: beugele (Nieuwstadt) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugelring beugel: beugel (Nieuwstadt) De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] III-3-2
bewerkelijk (zijn) lastig: lestig (Nieuwstadt) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4
bewieroken wieroken: wieouke (Nieuwstadt) Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)] III-3-3