18253 |
[falie] |
falie:
falie (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
voile (fr.):
vaal (L329p Roermond),
vaol (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
[sic]
faol (L329p Roermond)
|
sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18748 |
[foulard] |
foulard (fr.):
Vero. <Fr. foulard.
vielaar (L329p Roermond)
|
halsdoek
III-1-3
|
18261 |
[kazak] |
kazak:
vrouwenkledingstuk, soort 3/4 jurk, wordt over de rok gedragen
kazak (L329p Roermond)
|
kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18754 |
[kepie] |
kepie:
kepiej (L329p Roermond)
|
kepie
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
liefke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
lijfje || lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
aaks:
āks (L329p Roermond)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (L329p Roermond)
|
de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmoezenier (L329p Roermond)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
aa:m (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
aam, oude vochtmaat
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
āmbēltj (L329p Roermond),
̇āmbeltj (L329p Roermond),
̇āmbēlt (L329p Roermond)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|