e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweep gesel: gęi̯sǝl (Hushoven) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwenghout, spoorstok touwstang: tǫu̯staŋ (Hushoven) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm zwerm: zwɛ̄rm (Hushoven) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: troep vogels  klócht (Hushoven) zwerm, vlucht III-4-1
zwezerik soepietjes: Uitsluitend verklw, Uitsluitend mv.  sepietjes (Hushoven) zwezerik III-2-3
zwik zwikpinnetje: zwekpenkǝ (Hushoven) Het houten pennetje dat dient om het zwikgat dicht te maken. [monogr.; N E, 48d add.] II-12
zwikboor handguts: hant˲gø̜ts (Hushoven) Klein, gutsvormig handboortje dat dient om het zwikgat te boren. Zie ook afb. 230. [A 32, 2] II-12
zwoegen poejakken: poeëjakke (Hushoven), pootaan spelen: poeëtaan spuuële (Hushoven), schrompen: schrômpe (Hushoven) flink doorwerken || hard werken || hard werken onder minder gunstige omstandigheden III-1-4
zwoord spekzwaard: Snietj de zwaars mer van daen herst aaf Doojt ¯s ¯n spekzwaars oónger ¯t kroekerraat, dan joónkertj ¯t neet mieër zoeë Eeder ziêne meuch, zag de jónk, vaader ¯t moos en ich ¯t spek  spekzwaars (Hushoven), zwaard: zwaars (Hushoven) spekzwoerd || zwoert III-2-3