e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkleren winterkleren: wentərkleͅiər (Rosmeer) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje koninkje: koninkske (gew.uitspr.) (Rosmeer), winterkoninkje: (weenter)kjĕninkske (Rosmeer) winterkoning III-4-1
winterwortelen wortelen: wǫtǝlǝ (Rosmeer) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wisselen van tanden wisselen: wesǝlǝ (Rosmeer) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ət wet nej wàt ət weͅlt (Rosmeer) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit halsboordje bandje: e beneke (Rosmeer), col (fr.): ne col (Rosmeer) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
witte aalbes witte wiemelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witə wīməl (Rosmeer) witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen kanten muts: kantə meͅts (Rosmeer) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver wilde klee: welǝ [klee] (Rosmeer) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool wit moes: wit moes (Rosmeer) [Lk 05 (1953)] I-7