e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2180
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziek ziek: zik (Rosmeer, ... ) ziek [ZND 46 (1946)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)] III-1-2
zieke zieke: zikke (Rosmeer) De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)] III-1-2
ziekte ziekte: deij zikte es besmettelek (Rosmeer) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
ziekten van de krop krop: krǫp (Rosmeer) De krop kan uitzetten als gevolg van voedering met te veel of moeilijk te verteren voedsel. Na het drinken van water zet hij dan uit. Na het drinken van te veel koud water kan de krop week worden door te grote afkoeling. Er treedt dan een verlamming van de spieren op. [N 19, 64] I-12
zien, kijken zien: zie (Rosmeer) Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] III-1-1
zijden omslagdoek zijden plag: zeͅiə plax (Rosmeer) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijladder ledders: lɛdǝrǝ (Rosmeer) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrǝ (Rosmeer) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn neus snuiten uitsnuiten: ootsnitte (Rosmeer) snuiten [ZND 07 (1924)] III-1-2
zijspleet in de overrok schreurskot: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  šeskyt (Rosmeer) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3