id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
27339 | zware hamer | zware hamer: šworǝ hamǝr (Chevremont [(Julia)] [Laura, Julia]) | Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.] II-5 |
24345 | zwarte bladluis | bladluis: blad’loes (Ch?vremont), meel: mie’ël (Ch?vremont) | bladluis III-4-2 |
24286 | zwarte kraai, kraai | kraai: kroa (Chèvremont) | kraai III-4-1 |
24288 | zwarte roodstaart | roodstaartje: roeëd’sjtets-je (Chèvremont) | roodstaartje III-4-1 |
24930 | zwavelx | zwavel: ps. boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken. šwēajəl (Chèvremont) | zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4 |
33995 | zweep | smik: šmek (Chevremont) | Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10 |
18055 | zwellen | duwen: %%de stoot duwt%% dø̜jt (Chevremont [(Julia)] [Willem-Sophia]) | Gezegd van galerijwanden die opzwellen tengevolge van druk op het gesteente. [N 95, 386] II-5 |
24292 | zwerm vogels | vlucht: vläog (Chèvremont), zwerm: sjwerm (Chèvremont) | vlucht || zwerm III-4-1 |
19301 | zwoegen | dabben: dab’be (Chèvremont), schaffen: klaarspelen sjaf’fe (Chèvremont), schuften (du.): sjoef’te (Chèvremont), schustern (du.): sjoes’tere (Chèvremont) | (hard) werken || hard werken || ploeteren III-1-4 |
21113 | zwoord | spekzwaard: sjpek’sjwaad (Chevremont), zwaard: sjwaad (Chevremont) | spekzwoerd || zwoerd III-2-3 |