e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095a plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een miskraam krijgen een miskraam krijgen: ne miskraom kriege (Caberg), een misval krijgen: ne misval kriege (Caberg) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een paar sokken een paar sokken: paar zuk (Caberg), sokken: zuk (Caberg) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een pak slaag geven afrossen: aofrosse (Caberg), houwen: houwe (Caberg), klop geven: klop geve (Caberg), vegen: veege (Caberg) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een verkoudheid hebben een kou hebben: n kaw (Caberg) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2
een ziekte onder de leden hebben in een slecht vel steken: (in e slech vel steeke) (Caberg, ... ), (in e sleech vel steeke) (Caberg) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] || Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
eenvoudig alledaags: alledaogs (Caberg), eenvoudig: einvoudig (Caberg), gewoon: gewoen (Caberg) zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenzaam alleen: allein (Caberg), eenzaam: einzaam (Caberg), eenzelvig: einzelfig (Caberg), op zichzelf: op zichzelf (Caberg) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eerlijk eerlijk en saffierlijk: ierlek-en-safierlek (Caberg) zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
eetbare slak karakol: kerkol (Caberg), kerrəkol (Caberg) slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)] III-2-3
eierkoek eierkoek: eierkook (Caberg) eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)] III-2-3