e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aangetaste uier driedeem: dridēm (Meeuwen) De door ontsteking aangetaste uier of één van de kwartieren die aangetast is. [N 52, 6b; A 48A, 10c, 11b; monogr] I-11
aangetrouwd aangestrikt: schertsend  aangestrikt (Meeuwen), aangetrouwd: lett.  aangetruidsj (Meeuwen) aangetrouwd || aangetrouwd of verwant III-2-2
aangeven, verklikken aangeven: ps. omgespeld volgens RND!  a͂ngēͅvə (Meeuwen), klikken: ps. omgespeld volgens RND!  klekə (Meeuwen), zwetsen: zwetsen (Meeuwen) een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aanhoudend bepoetelen verhandvollen: verhampelen (Meeuwen) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen jammeren: ¯t is waal joamer, mè de köns neet bli-jve joamere  joamere (Meeuwen), lamenteren: Vgl. Latijn lamentari (bejammeren) este zuu bli-jfs lamme(n)tère aan mi-jne kop, wèèr ich er oppen door nog raadgek van  lammetère (Meeuwen), zagen: zagen (Meeuwen), zeuren: zeuren (Meeuwen) aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)] || klagen || lammenteren, klagen III-1-4
aanhoudend vragen bidden en smeken: bidden en smeken (Meeuwen, ... ), ploegen: ploegen (Meeuwen), zeuren: zuren (Meeuwen) aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1
aanloop aanloop: Zijn aanloop nemen.  a.nløyp (Meeuwen) Aanloop. III-3-2
aanlopen aanloop hebben: aanluip hemme (Meeuwen), aanlopen: aunleupen (Meeuwen) Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)] III-3-2
aanmeten meten: mɛ̄tǝ (Meeuwen) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanrekenen manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  manen (Meeuwen) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1