20658 |
kruiden, specerijen |
kruiden:
Veldeke
kruje (L381p Echt / Gebroek)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kerwispelen (L381p Echt / Gebroek),
Veldeke
kwispele (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
doof:
Veldeke
douf (L381p Echt / Gebroek)
|
leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20132 |
loops |
loops:
løͅi̯ps (L381p Echt / Gebroek)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
mannetje:
Veldeke
mengke (L381p Echt / Gebroek),
reu:
Veldeke
reu (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20970 |
melig |
vergoerijpt:
Veldeke
vergoerieptj (L381p Echt / Gebroek)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
Veldeke
miawwe (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19940 |
moer |
moer:
moor (L381p Echt / Gebroek),
moertje:
meurke (L381p Echt / Gebroek)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
Veldeke
moeze (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20922 |
onrijp |
groen:
Veldeke
greun (L381p Echt / Gebroek)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|