e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121a plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 106

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halm, stengel van de graanplant spier: spīr (Herten) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hangen hangen: hangen (Herten) hangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
hars boomlijm: boeëmlijm (Herten), lijm: luiəm (Herten) hars [ZND 01 (1922)] III-4-3
haten haten: haoəten (Herten) Haten. [ZND 26 (1937)] III-3-1
hazelaar notenstruik: neutestruik (Herten) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: haozelneut (Herten) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
heten heten: heeten (Herten) heeten [ZND 25 (1937)] III-2-2
heuvel, kleine hoogte hoogte: wa ⁄n heugte (Herten) wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hinken spanken: spanken (Herten) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hoeden van koeien hoeden: hyǝn (Herten) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11