e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich moeilijk laten melken taai: tɛj (Nunhem) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich niet lekker voelen zich niet op zijn stal voelen: zich neet op ziene sjtêl veule (Nunhem) Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich schamen zich schamen: zich sjaame (Nunhem) zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich schuren schuren: šūrǝ (Nunhem) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zich vergissen mis hebben: ⁄t mis höbbe (Nunhem) het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich vervelen zich vervelen: zich vervaele (Nunhem) niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verwonderen verwonderen: verwônjere (Nunhem) vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden induffelen: induffele (Nunhem) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3
zich zeer slecht gedragen de beest uithangen: de bieëst oethange (Nunhem) zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
zicht zicht: zext (Nunhem) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4