25233 |
gaan liggen (van de wind) |
zich leggen:
de wind legk zich (Q095a Caberg)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
murg:
mörrəg (Q095a Caberg)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijggat:
reixater (Q095a Caberg)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
kot:
kōēt (Q095a Caberg),
lok:
look (Q095a Caberg)
|
gat in een kledingstuk, bijv. een kous [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25001 |
gat, opening |
lok:
eigen spellingsysteem
look (Q095a Caberg)
|
gat (znw enk) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
25002 |
gat, opening (mv) |
loker:
eigen spellingsysteem
twie loker (Q095a Caberg)
|
gaten (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
20182 |
geboren worden |
geboren worden:
gebore weurde (Q095a Caberg)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21320 |
gebrekkig spreken |
stamelen:
stamele (Q095a Caberg)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gedinke (Q095a Caberg),
memoreren:
mimmereere (Q095a Caberg)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gemakkelijk:
gemeekelek (Q095a Caberg)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|