e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermrijp zwermrijp: žwɛrmrī.p (Herten) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwermtraag zwermtraag: žwɛrmtrǭx (Herten) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zwichtlatten zwichtlatjes: žwextlętjǝs (Herten) Een of meer kleine, langse latjes die bijna aan het uiteinde van het hekken zijn bevestigd. In l 265 waren de zwichtlatten onbekend. [N O, 2f] II-3
zwiepingen schoorlatten: šō.rlatǝ (Herten) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Herten), zwijbelen: žwibǝlǝ (Herten) Het heen en weer gaan van de standerd. [N O, 42m] || Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9, II-3
zwik zwik: žwe̜̜k (Herten) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoord zwaard: zjwaars (Herten, ... ), Syst. WBD  zjwaars (Herten) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3