e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwemmen zwemmen: zwömən (Heythuysen) zwemmen [RND] III-3-2
zwemstenen perforastenen: povȳroštęjn (Heythuysen) Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e] II-9
zwenghout, spoorstok schei: šęi̯ (Heythuysen), trekschei: trękšęi̯ (Heythuysen) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm vogels klocht: bijv. van duiven  klocht (Heythuysen), vlucht: vlucht (Heythuysen) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm III-4-1
zwiepingen schoorlatten: šǭrlatǝ (Heythuysen) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwoegen poejakken: poejakken (Heythuysen), wroeten: vreuten (Heythuysen), zich weren: zich weren (Heythuysen) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] III-1-4
zwoord spekzwaard: sjpèkzjwáá.rs (Heythuysen), zwaard: zjwáá.rs (Heythuysen), zwaa:rd (Heythuysen) zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] III-2-3
één frank frank: frang (Heythuysen) 1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1